Relatieve oprichting versus absolute oprichting
In de klassieke dressuur wordt altijd gesproken over relatieve en absolute oprichting.
Wat betekent dat eigenlijk?
Door een lijn te trekken van de zitbeenknobbel naar de aanzet van de hals zie je de opwaartse richting.
Bij de absolute oprichting wordt geprobeerd een bepaalde mate van verzameling te laten zien zonder dat het paard voldoende zakt in de grote gewrichten van de achterhand. Hoofd en hals worden handmatig hoger en korter geplaatst en staat niet gelijk aan het opleidingsniveau van het paard. Het gevolg is dat de rugspieren niet meer ‘swingen’ maar verstrakken met taktfouten als gevolg en het paard vroeg of laat schade zal toebrengen.

Oprichting en aanleuning kunnen niet met de hand of ondersteund door een ‘hulp’middel worden afgedwongen en gaan op deze manier altijd ten koste van het paard.
Op de foto van Urban bovenin deze pagina waarbij hij oprichting in vrijheid laat zien, zie je duidelijk terug dat Urban een ex slofteugelpaard is. Zelfs in vrijheid spant hij nog de verkeerde spieren aan. (na een herstelperiode gelukkig verbeterd).
Voorbeelden relatieve oprichting
De neus voor de loodlijn
Op de voorbeeldfoto’s over de relatieve oprichting is goed te zien dat de neus van het paard voor de loodlijn is.
Het verkrijgen van een correcte aanleuning, neemt enige tijd in beslag. Maar eerst zal ook het beeld dat de ruiter voor ogen heeft van een correcte aanleuning, veranderd moeten worden. Nog steeds zien we paarden in de ring die overstrekt zijn in de nek of een valse knik hebben (afgebogen bij de 2e halswervel). Als we meer bewust worden hoe een correcte aanleuning eruit ziet, en hoe die aanleuning wordt verkregen, wordt aanleuning al vanuit een ander perspectief gezien.
Als we het Skala der Ausbildung ernaast leggen zien we dat ‘aanleuning’ op trede 3 staat. Takt (ritme) staat op trede 1 en losgelatenheid op trede 2. Het Skala maakt dus duidelijk dat als trede 1 en 2 al niet in orde zijn, trede 3 en zeker trede 6 (verzameling) eigenlijk onbereikbaar is.
We zijn nog steeds te veel gewend aan dit beeld (dat zelfs regelmatig wordt afgedwongen door middel van een ‘hulpteugel’).
De ruiter houdt zich teveel vast aan de teugels en zit daardoor te gespannen op het paard. De schwung vanuit de achterhand gaat daardoor verloren, het paard komt op de voorhand en de neus achter de loodlijn.(deze foto is in scene gezet)
Als we het Skala respecteren dan is de verkregen aanleuning een cadeautje als we de eerste twee treden in acht nemen.
De eerste stappen in de basis naar een correcte aanleuning. Het activeren van de achterhand. Actief in de zin van ruimere passen niet in de zin van versnellen.